top of page

Eerdere posts

Zoeken

De nieuwe dakloze

  • mijnsuperleven
  • 1 feb 2022
  • 7 minuten om te lezen

Voor de zoveelste keer fiets ik op de zoveelste regenachtige dag door de zoveelste probleemwijk van Arnhem. Ik ga een huis bezichtigen. Niet omdat ik kans maak of ben uitgenodigd, maar omdat ik wil weten waaróp ik reageer. Óf ik überhaupt moet reageren. Ik ben immers geen 20-jarige, kinderloze vrijgezel meer, maar inmiddels een 36-jarige werkloze gescheiden vrouw met een uitkering en een kindje van drie. De verouderde Google Maps foto van een huis achter een grote ouwelullen-boom in het voortuintje, met daarin twee kapotte op de grond liggende plastic tuinstoelen en een asbak vol peuken, én de twee ‘interieurfoto’s’ van een kleine ruimte vol behangresten en schimmelplekken, lieten nogal wat aan de verbeelding over zal ik maar zeggen. Daarbij zijn de wijken in Arnhem nogal divers; staan er bij het ene huizenblok groepjes junks volledig in het zicht hun snoepgoed te versnijden of te verwarmen met een aansteker, is er op de andere hoek een advocatenkantoor en een hippe koffietent gevestigd. Dat, samen met het feit dat ik geen woning mag weigeren als ik er eentje krijg aangeboden, maakt dat ik ‘graag’ eerst even langs de woningen fiets om door de ramen naar binnen te gluren, alvorens ik met mijn vinger op de reageerknop druk. Op deze manier kan ik met eigen ogen zien of de schimmelplekken behangklaar, of eerder astmastimulerend zijn en of ik mijn zoontje over een paar jaar alleen naar dat speelveldje durf te laten gaan of als een pedo-spotter achter een krantje op het met graffiti bekladde bankje blijf zitten als hij met Tiffany en Delano op de wip wil. Mijn ogen proberen ‘go-go-gadget’ om hoekjes te kijken en vanaf mijn gluurplek in dat bewuste voortuintje ook de bovenverdieping en slaapkamertjes te scannen, maar die gave heb ik helaas na een halfjaar huizen spotten nog steeds niet. In werkelijkheid sta ik met hartkloppingen in mijn keel en brandende tranen achter mijn ogen met mijn neus tegen het raam gedrukt. Met mijn modderschoenen van de zoveelste regenbui deze winter, naast die volle asbak in die ene voortuin. De plastic stoelen zijn weggehaald. Wel bungelt er nog een reclamekrantje door de brievenbus. Verder is het huis nagenoeg leeg. Klaar voor een nieuwe bewoner.


Maar ik zal het niet zijn. Met 15 jaar inschrijftijd (ik was 20 jaar), een zoektocht vanaf oktober en een maagdelijk imago waar het om het bewonen van sociale huurwoningen gaat, eindig ik telkens als nummer ‘100-nog-wat’ van de ruim 400 geïnteresseerden. Ik ben geen rekenwonder en geen kanjer in kansberekening, maar deze woning gaat waar-schijn-lijk ook aan mijn natte neus voorbij.


In de categorie ‘hoop doet leven’ fantaseer ik toch ook weer bij dít huis welke vloer ik erin zou leggen, – uiteraard nadat ik bij de sociale huurcorporatie eerst een toestemmingsformulier ‘laminaat’ heb aangevraagd – ik bedenk waar ik de 2-zitsbank zou plaatsen, – die ik al heb gekocht, maar god mag weten hoelang waarschijnlijk ergens in een opslag moet zetten – en waar ik een speelhoek voor mijn zoontje zou maken. Je bent immers interieurstyliste en een goede moeder of niet. Terwijl de regendruppels via een lok haar en het puntje van mijn neus op mijn bovenlip belanden, mijmer ik hoe ik ’s nachts met de kleine man de smalle trap af naar beneden zal gaan om hem een plasje te laten doen en welk wasrekje ik zal kopen om in de badkamer van 2m2 niet alleen te douchen en kleding te wassen, maar ook alle wasjes te drogen zal moeten hangen. Ik teken de zoveelste plattegrond tot elke millimeter in op schaal 1:100 en bedenk allerlei Ikea-achtige hacks om zo creatief mogelijk met de kleine ruimtes om te gaan. Alles zodat mijn zoontje en ik met geen mogelijkheid het gevoel zullen krijgen dat het bij mij minder gaat zijn dan ‘thuis’.


De reacties op de woningen in wijken waar ik me onveilig voelde tijdens mijn ‘bezichtigingen’, trek ik met een angstig gevoel en schuldgevoel in. Bang om helemaal niet meer aan een huis te komen. De gedachten over de geschikte woningen houden mij ook dag en nacht bezig. Ik durf deze gedachten geen minuut los te laten; bang dat als ik ergens anders aan denk dan aan woningen, ik de controle kwijtraak. ‘Ik moet een huis. Ik moet een huis’.


En we doen het goed hoor, mijn ex-geliefde en ik. Hij werkt, kookt en brengt de kleine een paar avonden in de week naar bed. Net als toen alles nog ‘normaal’ was. We hebben weinig ruzies voor een gescheiden stel en ik word niet geslagen; hij laat mij noch alle hoeken van de kamer noch die van de slaapkamer zien en ik probeer – ondanks dat de scheidingspapieren allang getekend zijn en wij in onze hoofden en harten steeds wat verder van elkaar afdrijven – net zoals altijd het huishouden op orde te houden, de onderbroeken te wassen en de kleine man zo min mogelijk te laten merken wat zich achter de schermen afspeelt. En in de toekomst op hem af gaat komen… Ook in deze stressvolle tijd ga ik naast al het huizenspotten gewoon keurig naar peuterdans, psychotherapie en Albert Heijn. Uiteraard lopend of op de fiets, want door de medicatie die ik sinds een tijdje slik tegen de slapeloze nachten en de toenemende angst-, en paniekaanvallen, ben ik in een mum van tijd kilo’s aangekomen. We doen ons best en we geven nog om elkaar. Maar toch; de lontjes worden korter en de discussies worden feller, terwijl het toekomstperspectief steeds vager wordt.


Ik ril van de emoties. Het was een zware dag vol regeldingen, een confronterende therapiesessie en miscommunicaties. Een leuke woning waar ik mijn hoop op had gevestigd ging wederom naar kandidaat nummer 1. Net als de drie andere woningen waar ik de afgelopen periode op reageerde. Mijn emmer zit vol. Mijn pijp is leeg. Ik slinger de gaskachel aan en ga op het stylishverantwoorde ronde verlours kussen zitten. Één van de accessoires die waarschijnlijk te zijner tijd met mij mee mogen, want ik kocht het tijdens een shopuitje met mijn schoonzus. Mijn rug zit bijna tegen de kachel aan geplakt. Een grote mok thee stevig tussen mijn handen geklemd. De kleine ligt op bed. Mijn ex-liefde staat 5 dagen met zijn beste vriend in zonnig Oostenrijk op de skipiste. Ik word maar niet warm. De kou komt van binnenuit. Ik denk aan het stuk dat ik gisteren las in de wijkkrant, waarin stond dat de minister, die er zelf tegenwoordig heel relaxed bij zit met zijn bak popcorn en uitzicht op zijn designhaard en dito schoenen, erover denkt om huurders van sociale huurwoningen de mogelijkheid te geven om hun sociale huurwoning te kópen. ‘Wanbeleid’ noemde mijn huisarts het. “Jullie worden de nieuwe daklozen genoemd”. Het moest even indalen dat ze met ‘jullie’ mij en mijn zoontje van 3 bedoelde en niet die junks die met hun aansteker op de hoek van de straat hun snoepgoed verwarmen. Nee, die zie ik notabene na het straathangen regelmatig de deur van hun huurwoning in- of uitlopen met een wazige of felle blik in hun ogen, afhankelijk van het tijdstip van dat moment. Ik denk aan de minstens zeven eenpersoonshuishoudens bij ons in de straat van die zeer gewilde jaren’30 woonwijk tegen het centrum van Arnhem. Bejaarde, lattende en gescheiden mensen die in hun eentje een eengezinswoning met vestibule en glas-in-lood en-suite deuren ‘bezet’ houden. Ik denk aan de sociale huurwoning waar ik nu al bijna een jaar met verbazing naar binnenkijk omdat er nog steeds niemand in lijkt te wonen. Er staan alleen één kantoortafel met vier kantoorstoelen in en er ligt een stapeltje paperassen op tafel. Ik heb er nog nooit iemand gezien. Alleen het stapeltje paperassen lijkt zich af en toe van de ene hoek van de tafel naar de andere te verplaatsen. Geen geschikte woning voor mij en mijn zoontje, maar prima voor een eenpersoonshuishouden die nu een extra plekje bezet houdt op de wachtlijst. Ik denk aan de buren van mijn ouders die een prachtig huis op een prachtplek in hartje Zutphen huren, notabene van een barmhartige kerkelijke stichting. Om de hoek kocht het stel een peperduur appartement, waarschijnlijk op zijn naam, maar zij houden de huurwoning (op haar naam) aan en gebruiken het als Airbnb. Zo horen mijn ouders de ene keer Duitsers, de andere keer Spanjaarden of Hongaren bellen op het Franse balkon en oké, soms ook haar eigen dronken tienerdochters, omdat die tijdens Corona huisfeestjes mogen houden terwijl mamma en haar vriend in hun koopappartement een blokje verderop het zoveelste flesje rood ontkurken met een bak popcorn on the side en hun voeten leunend op een salontafel van Eijerkamp met zicht op de designhaard.


De wind klettert regendruppels tegen mijn koude voorhoofd alsof het hagelstenen zijn. Zonder ‘hulpmotor’ fiets ik met een leeg fietszitje achter mij tegen de grillige hoogtemeters van het Arnhemse landschap richting huis. Wat inmiddels trouwens allang niet meer als thuis voelt. Misschien moet ik in de categorie ‘hoop doet leven’ de boel toch maar laten varen. De realiteit haalt mijn hoopvolle gedachten elke dag een beetje meer in. Ik moet er toch maar langzaam aan gaan wennen nog minstens een jaar in deze stressvolle situatie met elkaar onder een dak te moeten leven. Van plekje nummer ‘100-nog-wat’ langzaam richting nummer 1 te zakken (of eigenlijk te stijgen), terwijl meneer of mevrouw nummer 1 misschien wel van een comfortabele kleine sociale huurwoning naar een grotere woning verhuist, of de wachtrij door iedereen die zijn sociale huurwoning krampachtig vast probeert te houden, terwijl ze stiekem allang aan het samenwonen zijn in een ander huis, blijft groeien. “Ach ja mevrouw, iedereen vindt zijn eigen leed het ergste”. Ik hoor het haar nog zeggen, de dame van de woningstichting, toen ik haar aan de telefoon vroeg of een gescheiden vrouw met een kind van drie na een halfjaar bot vangen echt geen voorrang kan krijgen op iemand die zijn jasje wat te krap vindt worden. Haar botte uitspraak deed me na een halfuur nog huilen in foetushouding onder de douche.

Met kleumende rode handen doe ik de achterdeur open. Ik gooi snel mijn natte jas en schoenen uit. Mijn net nog witte blouse heeft ineens zwarte mouwen gekregen. Mijn regenjas bleek na 3 jaar trouwe dienst, vervroegd met de VUT te zijn gegaan. Ik bedank mijn moeder die 30km hiernaartoe is gereden en - tussen de chemo’s door - op haar kleinzoon wilde passen zodat ik langs twee woningen kon fietsen en pak een mok thee. Ik log in op de site van de woningcorporatie en zoek de woning met de voortuin, de volle asbak en de plastic stoelen. Mijn zoontje trekt ondertussen hoopvol en met een vrolijk gezicht aan mijn arm. Dolblij dat ik terugben en we weer een ‘mollengang’ kunnen bouwen van dekens en kussens op de bank. Het is al de zoveelste dag op rij dat we niet naar buiten kunnen door de regen en door Corona is peuterdans ook al afgelast. De foto’s van het interieur zijn flink uitgerekt weet ik nu. Ik klik op ‘reageer op deze woning’ en fantaseer waar ik mijn bank neer ga zetten, welk droogrekje ik ga kopen en waar zijn speelhoekje komt. Ik kijk naar mijn status en hoop op een wonder. Een heel groot wonder.


Als nummer 120 van de 767 geïnteresseerden kruip ik als een haas de mollengang in. Met het allerliefste, allerschattigste molletje van de héle wereld.


Mijn nummer 1.

 
 
 

Recente blogposts

Alles weergeven
Paashazen en tupperwarebakjes

Als moeder voel je je vaak ondergewaardeerd. Je man, je kids, je (jongere, kinderloze) collega’s; niemand lijkt écht te zien welke...

 
 
 
Fietsstoeltjes en raketlanceringen

Bolle, de DJ, de Belg, de Krullenbol, de Klootzak, de Lamzak; Nee, je zit niet in een aflevering van ‘Opsporing Verzocht’ met een...

 
 
 
Mopshondjes en putjesscheppers

Architecten, kunstenaars, schrijvers, beroepsmuzikanten, sportverslaggevers, journalisten, redacteuren, directeuren, uitvinders,...

 
 
 

Comments


© 2014 Mijn Superleven, Annebeth.

  • Facebook Basic Black
  • Twitter Basic Black
bottom of page