Column: Wachtkamers en worteltjes
- mijnsuperleven
- 14 apr 2016
- 8 minuten om te lezen
We zitten naast elkaar in de witte plastic tuinstoelen. Ze zijn nog van oma geweest. Op het bijbehorende plastic voetenbankje onze witte onderbenen, dito voeten en gelakte teennagels. Half gelakt in mijn geval.
Zeemeeuwen zweven ver boven ons hoofd, voetstappen van een groep paarden achter het huisje. Ik zet de tuinstoel in z’n achteruit en sluit mijn ogen. Ik zie een flits aan de binnenkant van mijn ogen. Zo groot als de zon.
Zolang je uit de wind blijft is het heerlijk buiten. Het is eind maart.
We praten wat bij, mijn moeder en ik. Soms praat alleen mijn moeder, terwijl ik in mijn boek probeer te lezen. Ik lees elke zin minstens twee keer en hum en knik wat op de juiste momenten. Lastig dat multitasken. Ik klap mijn boek dicht en ga met mijn aandacht naar mijn moeder. We zijn immers naar het huisje aan zee gegaan om tot rust te komen. Multitasken hoort daar niet bij. De komende vier dagen staan in het teken van qualitytime. We kijken films, eten chocola, laten de hond uit, we eten chocola, we waaien uit op het strand, ik schrijf een column, we eten chips, we shoppen in Alkmaar, we gaan uitgebreid lunchen, we eten nootjes, we kijken emo-tv en we genieten, zoals nu, van de eerste lentezonnestralen. We lijken op elkaar, mijn moeder en ik. We hebben dezelfde benen - die van haar hebben alleen dertig keer vaker de lentezon gezien - we praten hetzelfde, hebben dezelfde denkkronkels, kinderlijke fantasie en……motoriek. Dansen kunnen we. Lenig zijn we. We kunnen ballen vangen en spijkers raken, maar godtegodtegod, wat zijn we onhandig. In deze vier dagen samen in het huisje zijn we allebei minstens 5 blauwe plekken rijker (tuinhek, puntje van de afzuigkap, trap naar de strandtent, tafelpoot, bedrand) en bijna 3 tanden, 2 ontbijtborden, 6 ribben en 8 longdrinkglazen armer.
Gelukkig ben ik niet heel kleinzerig. Sterker nog, ik krijg complimenten van
tand-, huis- en andere artsen dat ik zonder verdoving of houtje tussen de tanden de pijnlijkste behandelingen onderga. Wel ben ik erg bewust van elk pijntje, steekje, kloppinkje of krampje in mijn lijf. En mijn omgeving doe ik hier vaak verslag van. “Ik heb een rare steek in mijn hoofd”, "Zie je die zenuw hier kloppen?”, “Is deze arm dikker dan de andere?”. Mijn vriend en ik hebben de afspraak gemaakt dat hij mij vraagt om te glimlachen als ik niet uit mijn woorden kan komen. Om te beoordelen of ik misschien een hersenbloeding heb gehad.
Hier en nu met mijn moeder in het huisje, kom ik van de een op de andere dag niet uit bed. Ik probeer me om te rollen, maar mijn lijf werkt niet mee. Het lukt me niet eens naar mijn eigen navel te staren. Ik ben door mijn rug gegaan zonder dat ik door mijn rug ben gegaan. Waarom heb ik toch altijd van die mysterieuze dingen? Ik besluit nog even te blijven liggen en open de LINDA-app op mijn telefoon. Arie Boomsma halfnaakt in de sportschool doet vast goed. Flits! Weer die grote zon in mijn rechterooghoek. Dit keer met mijn ogen open. Er rinkelen geen alarmbellen. Flitsen en sterretjes zie ik immers wel vaker. Misschien levert het lijf van Arie mij deze wonderlijke sensaties op. Ik besluit er geen aandacht aan te schenken en er niets over te zeggen. Het zal de feestvreugde waarschijnlijk niet verhogen als ik mijn moeder ’s ochtends strompelend van de rugpijn wakker maak met de mededeling dat ik rare vlekken zie. Ik besluit het nog een tijdje aan te kijken. Anderhalve week om precies te zijn.
Mijn nieuwe huisarts neemt de flitsen serieus. Serieuzer dan ikzelf dit keer. Omdat het vrijdag is en ik van haar niet tot na het weekend mag wachten, belt ze in mijn bijzijn meerdere ziekenhuizen af op zoek naar een dienstdoende oogarts. Terwijl ze van de ene in de andere wacht wordt gehangen bedekt ze het onderste gedeelte van de hoorn en probeert mij gerust te stellen; “Gewoon voor de zekerheid hoor.” Het heeft op mij het gewenste effect. Ik ben bijna ZEN. “Er is vandaag een landelijk oogartsencongres. Het is moeilijk om er eentje te pakken te krijgen”. Iets minder ZEN denk ik: Ja, een congres waarbij de beste oogartsen van Nederland aanwezig zijn. Zodat ik word gestuurd naar de waarnemende stagiaires, oogartsen in opleiding of oogartsen die in België zijn afgekeurd , maar hier nog wel praktijk mogen houden.
Nu toch echt compleet uit mijn ZEN-modus blijf ik de huisarts aangapen wanneer ze mij naar een ziekenhuis een stad verderop verwijst. Daar zit er nog wel eentje.
Ik mag van haar niet alleen gaan, maar moet begeleiding met een auto regelen. Dit is serieuzere business dan ik dacht zeg hee. Maar zolang het geen begeleiding is van een fluorescerend gele auto met signaalstrepen, blijf ik kalm.
Ik bel mijn lief op zijn werk. Hij kan er over 3 uurtjes zijn. Laat dat nou precies genoeg tijd zijn om mijn paniek op een hoger niveau te tillen en de fantasie die ik van mijn moeder meekreeg, zijn werk te laten doen. Ik raadpleeg Google en lees over scheurtjes in netvliezen en oogvocht en de combinatie van netvliezen, scheurtjes en oogvocht en het effect van de combinatie van gescheurde netvliezen en oogvocht: blindheid.
Als een heuse scenarioschrijfster ga ik tekeer. Zoals meestal begin ik bij het uitdenken van de rampscenario’s. Misschien is dit wel een van de laatste dagen, weken, maanden of jaren dat ik kan zien. En als ik blind word, wat dan? Zal mijn lief me willen begeleiden? Moet ik een braille-toetsenbord aanschaffen om mijn columns te kunnen schrijven? Godzijdank houd ik van honden! Een glazen oog is een eng gezicht. Ik denk dat ik voor een ooglapje ga. En moeten lief en ik straks verhuizen naar een aangepaste gelijkvloers seniorenbungalow? God, ik moet binnenkort die ribbelende stoeptegels op het station eens met mijn voeten gaan verkennen...
In de parkeergarage bij het ziekenhuis haak ik mijn arm in de zijne. Hij grapt iets over een rood met witte stok die ik straks mee zal krijgen en dat hij mij ons leven lang zal ondersteunen zoals hij nu doet. Cabaretiers worden vaak geroemd om hun timing. Mijn vriend is geen cabaretier.
In het ziekenhuis worden we door vrijwillige senioren door de lange gangen geleid. We belanden in een wachtkamer met andere senioren. Aan de muur hangt een flyer. ‘Vakanties voor blinden en slechtzienden’, hè gezellig.
Ik stoot mijn vriend aan. “Die drie weken met de auto door Spanje kunnen we wel vergeten dit jaar”. Een oude man in een witte jas roept mijn naam. Of iets wat erop lijkt. Godzijdank, geen stagiair. Echter blijkt het niet de oogarts, maar de optometrist die mij naar luchtballonnetjes laat kijken en letters laat lezen op een lichtbak aan de muur. Mijn zicht blijkt na mijn ooglaserbehandeling van zeven jaar gelee 100%. Mijn vriend kijkt me aan met de zie-je-wel-niets-aan-de-hand-blik. De oude man stelt wat vragen en tikt mijn antwoorden met zijn twee middelvingers langzaam in op het toetsenbord. Vervolgens druppelt hij een complete apotheek in mijn ogen en stuurt ons na zijn: “Je zal wat waziger gaan zien en je pupillen zullen groeien. Je wordt zo opgehaald door de oogarts.”, weer de wachtkamer in.
Ik voel mij een kermisattractie wanneer mijn vriend met een grote grijns foto’s van mij maakt met pupillen als schotels en deze naar zijn vrienden stuurt: “Ze is aan de XTC”. De foto’s kan ik zelf niet zien, ik zie alleen nog contouren van de senioren in de wachtkamer. Het slechtziendenvakantieflyertje is slechts nog een witte vlek op de muur. Ik houd mijn ogen het liefst tot spleetjes geknepen. Het licht is veel te fel.
Voor ons gaat een deur open. Een vrouwelijke arts, waarvan de benen ongeveer 3 lentes meer hebben meegemaakt dan de mijne, vraagt ons naar binnen.
Zal dit d’r zijn, de arts in opleiding die niet naar het congres mocht? Ik plaats mijn voorhoofd tegen een band van kunststof en leg mijn kin op het koude stalen balkje onder mij. Met een fel licht schijnt ze in mijn oog. Ik draai op commando mijn oogbol in alle mogelijke hoeken. De vrouw lijkt niet onder de indruk van mijn lenigheid. Ze onderzoekt mijn ogen nauwkeurig en blijft een tijdje hangen bij het punt waar ik al anderhalve week de zon zo nu en dan zie schijnen terwijl ik de kattenbak verschoon, sta te douchen of naar een halfnaakte Arie Boomsma zit te kijken op de LINDA-app. Het andere oog heeft ze snel gezien. Ze knipt haar lampje uit, rolt op de bureaustoel een stuk naar achter en staat op. “Dit is bijzonder. Je hebt inderdaad een scheurtje in het netvlies van jouw rechteroog. Dit komt normaal voornamelijk bij ouderen voor.” Ik denk aan de oudjes in de wachtkamer. De informatie van Google-horror blijkt in dit geval te kloppen. Wanneer er vocht in zo’n scheurtje komt, kan ik blind worden. “We moeten dit direct behandelen. Neem even plaats in de wachtkamer, dan roep ik jullie zo vanuit de laserkamer”.
In de wachtkamer neem ik plaats op een rustig plekje. Mijn vriend komt naast me zitten en slaat zijn arm om mij heen. Dit had hij niet aan zien komen, zegt hij.
Ik voel de XTC-ogen van de oudjes mijn kant op kijken. Uit de mijne komen een paar kleine tranen. Tijd om op te drogen hebben ze niet. De deur van de laserkamer schiet open. De vrouw met de benen.
Ze geeft mijn vriend een Pathé-achtige bril en wijst hem het krukje in een hoek van de kamer. Zij en ik komen als tegenstanders van een schaakspel tegenover elkaar te zitten. Tussen ons in een eng apparaat. Terwijl er een klem om mijn oogbol wordt geplaatst en stevig wordt aangedrukt, vraagt ze mij nog iets naar voren te gaan zitten. Mijn oog roept mij dat ‘ie niet nog meer druk aankan, waarop mijn lijf protesteert. De oogarts spreekt mij als een strenge juf toe. Met het hoofd van een baby die een citroen te eten krijgt, verplaats ik mijn hoofd nog een paar centimeter naar voren.
“En nu kijken naar het groene lampje”. Ik draai mijn lenige oog in een wel heel vreemde hoek, maar het lukt. Ik kijk naar het groene lampje. “Oh wacht, nee, ik zeg het verkeerd, ik bedoel het rode lampje.” Ik denk aan landelijke oogartscongressen, stagiaires, artsen in opleiding, ooglapjes en de volle wachtkamer een deur verderop. Ik vouw onder de tafel mijn handen op mijn knieën en doe een schietgebedje terwijl de oogarts met een laserapparaat het scheurtje in mijn oogbol dichtlast. Ik ben benieuwd hoe dit eruitziet vanaf de kruk in de hoek met die 3D-bril op. Na een kwartier staan we buiten. Het einde van de middag nadert en de wachtkamer zit nog steeds vol met oudjes. Er is denk ik geen tijd voor uitleg. Ik mag ze over tien dagen stellen, bij de nacontrole.
De volgende dag denk ik elke seconde aan wat er gebeurd is en wat er kan gebeuren. Elke keer als ik wakker word leg ik om de beurt een hand voor mijn oog om te checken of ik nog kan zien. Na enkele dagen denk ik nog maar om de minuut aan het avontuur en vandaag de dag om het half uur. Ik mag dan misschien een beetje een zwartkijker zijn, maar dat betekent nog niet dat ik mijn leven voortaan graag het zwart in wil kijken.
In een paar flitsen is mijn leven aardig op zijn kop gezet. Met hopelijk een scheurtje minder, ben ik een heleboel vragen, onzekerheden en angsten rijker. Waarom zou mij dit gebeurd zijn? Heeft het verband met de ooglaserbehandeling van zeven jaar geleden, of zou het misschien een eenmalige - ietwat rigoureuze - gebeurtenis zijn geweest om mij de mooie dingen in het leven meer te laten waarderen?
Ik hoor beneden de sleutel in het slot gaan. Mijn lief komt thuis van zijn werk. Hij zet zijn laptoptas in de gang neer, geeft me een kus, loopt de keuken in en opent de koelkast. “Wat eten we vanavond, lieffie?”
“Worteltjes”, zeg ik.
“Heel veel worteltjes.”
Recente blogposts
Alles weergevenAls moeder voel je je vaak ondergewaardeerd. Je man, je kids, je (jongere, kinderloze) collega’s; niemand lijkt écht te zien welke...
Bolle, de DJ, de Belg, de Krullenbol, de Klootzak, de Lamzak; Nee, je zit niet in een aflevering van ‘Opsporing Verzocht’ met een...
Architecten, kunstenaars, schrijvers, beroepsmuzikanten, sportverslaggevers, journalisten, redacteuren, directeuren, uitvinders,...
Comentarios