top of page

Eerdere posts

Zoeken

Mini vakantiecolumn nr. 11

  • mijnsuperleven
  • 26 aug 2014
  • 5 minuten om te lezen

Een gelukzalige rush

Mijn wekker gaat. Ik veer op uit bed en trek een sprintje naar de kledingkast. Met beide handen duw ik alle kleerhangers naar elkaar toe, pak ze op en gooi ze op mijn bed. Ik haal de koffer van het slot en start met inpakken. Vandaag ga ik naar huis. Nog één keer brunchen en 1,5 uur later zal mijn trein vertrekken. Fijn.

Tóch is deze muffe kamer als mijn kamer gaan voelen. Ik haal mijn zelf meegebrachte beddengoed van het bed en trek de spierwitte hotellakens, die ik gebruikt had als meubelstoffering, weer van de stoelen. Zo verandert in een paar handbewegingen de kamer met de door mij aangebrachte Jan des Bouvrie 'touch', weer in een poepbruin gedateerd interieur.

Met een pedaalemmerzak vol van de afgelopen paar dagen, loop ik naar de gang, waar mijn hersens flink aan het denken worden gezet; ik moet mijn afval scheiden.

Als stadsmeisje zonder groene en grijze containers, gooi ik altijd alles in één zak onder de grond. Alleen mijn glas breng ik afzonderlijk naar de glasbak.

Ik frons mijn wenkbrauwen en concentreer me op de inhoud van mijn plastic zakje en op de omschrijvingen op de drie veel te kleine pedaalemmers voor mij.

Watjes bij papier? Want: katoen en het vergaat, of bij ‘overig’?

Alsof Swami mij er persoonlijk op af zou kunnen rekenen, neem ik deze scheiding bloedserieus. Ik wil dit goed doen.

Na een paar minuten keer ik met een tevreden gevoel terug op mijn kamer. De koffer is gepakt en het afval is gescheiden. Tijd voor brunch!

Ik heb geluk; er liggen knapperige Kaiserbroodjes in een mandje en de zon schijnt, zodat ik buiten op mijn gemak kan eten. Wanneer ik door de lounge loop, zitten mensen met hun koffers en rugzakken geduldig te wachten tot één van de medewerkers hen naar het station brengt. Als het voor sommigen eenmaal zover is, wordt er geknuffeld en omhelzen mensen elkaar innig. Geen laffe hap, maar een echte omhelzing van soms wel twee minuten. Mensen die waarschijnlijk samen diepe dalen en fijne momenten zijn doorgegaan middels yoga, meditatie, mantrazingen en zwijgen. Ik kijk ernaar en vind het er oprecht uitzien. Iets dat in de ‘Hoe gaat het, goed? Ja goed, met jou? Ook goed!-wereld’ naar mijn idee vaak ontbreekt.

De bruine hertenogen van dag 1 volgen mijn pas naar buiten.

Dat zag ik heus wel.

Eenmaal terug op mijn kamer boen ik de douchecel, de wasbak en het toilet en ik veeg de as van mijn wierook van het salontafeltje. Ik klap de Balinese waaier in en gooi ‘m bij mijn handbagage. Het was vorige keer bloedheet in de trein.

Ik pak Swami op en zet hem op zijn ouwe stekkie bij het bed. Met het gezicht naar het kussen. Benieuwd of de volgende gast net zo zal schrikken als ik een paar dagen gelee.

Ik stap met mijn enorme koffer de lift in en loop voor de laatste keer door de gang die naar oorsmeer ruikt en nog één keer langs de yogazalen waar halflege, herstel: halfvólle theekopjes, Crocs en andere schoenen staan te wachten op hun baasjes die binnen de ‘Neerwaartse Hond’ bezigen om de dag te beginnen.

In de verte zie ik ze recht op mij af lopen; de bruine hertenogen.

Ze zien dat ik zo vertrek en houden mij aan de praat. In het Engels!

We hebben een leuk gesprek en vinden veel raakvlakken, maar ik word ook de kant van de receptie op getrokken; ik moet mijn sleutel nog inleveren.

De bruine ogen kijken twijfelend en vragen dan om mijn contactgegevens.

De lieverds verontschuldigen zich bij voorbaat dat ik het niet persoonlijk op moet vatten als het even duurt voordat ze contact met mij zoeken, omdat ze soms zo verstrooid kunnen zijn.

Kijk, ze bestaan nog wel.

Buiten de landsgrenzen weliswaar, maar het geeft de burger moed.

Ik gooi mijn sleutel in een daarvoor bestemde kartonnen kijkdoos en kruip in het gele gammele busje tussen een paar mensen die mij bekend voorkomen van de heenreis.

Op het stationnetje, waar duidelijk kosten zijn bespaard op informatieve handigheden met betrekking tot bestemmingen, aankomst- en vertrektijden, vraag ik een meisje van mijn leeftijd of ik hier goed sta voor de trein naar Herford. We raken voorzichtig aan de praat en kletsen tot Osnabrück aan één stuk door. Een boeiende en gezellige conversatie met een meisje dat een vriendin van mij zou kunnen zijn. Ik besef me ineens dat ik haar een paar avonden eerder heb gezien, toen zij tijdens het avondeten met een jongen naast mij zat te giechelen. Om mij, dacht ik. Maar het bleek de onwennigheid van het zwijgen te zijn. Het was hun eerste avond van een praatvrije week.

Wanneer ik in de glazen lift naar beneden sta en zij boven op het perron, kijken en zwaaien we nog een paar keer naar elkaar en gaan we ieder ons weegs.

De reis gaat verdomd soepel en Nederland verschijnt al snel door de raampjes. Zonder het te merken, veranderen de Duitse conducteurs in twee vrolijke Nederlandse versies en kom ik aan in Deventer. In de verte zie ik op hetzelfde perron mijn buurjongen lopen die ik, toen ik nog niet wist dat het mijn buurjongen was, altijd op de gekste tijden op hetzelfde perron tegenkwam.

Na een paar maanden dit te concluderen, blaatte ik op een dag mijn scherpe openingszin: “Goh, we hebben wel hetzelfde ritme zeg….qua trein.” Hij liep een stukje met mij op, dezelfde kant op, dezelfde straat in en uiteindelijk bleken we al een tijdje buren te zijn.

Ook nu reizen we samen en lopen we weer diezelfde straat in. Hij met mijn loodzware koffer, die hij tot aan mijn kamerdeur aflevert.

Superhandig, galante buurmannen.

Ik duik de koelkast in en maak een 'maaltijd' van totaal niet bij elkaar passende etenswaren. Ik ben thuis en heb geen zin om meteen weer naar buiten te gaan om boodschappen te doen.

Op het station van Osnabrück heb ik overigens al een bord zoute patat gegeten. Daar kan ik nog wel even op teren.

En dat is precies wat ik ga doen; ik piep mijn buurmeisje op en zit een paar uur later met een koude Martini en een aantal vrouwen op een verwarmd terras. Het bruist op het uitgaansplein. Alle terrassen zitten vol. Er haken steeds meer mensen bij ons aan en de volgende ochtend rollen we om 05:00u met z’n allen een foute Kebabtent uit. We kussen elkaar “tot morgen!” en zetten het feest de volgende dag tot middernacht door op een paar kleedjes in een zonnig stadspark met goede muziek, leuke mensen, een wolk van een baby en dampende pizza’s on the side. Dit keer wél goed bezorgd.

Deze prettige rush houdt een aantal dagen aan, doordat ik me blijf omringen met leuke en lieve mensen die ik een aantal dagen niet, of zelfs nooit eerder dan dit weekend, gezien heb. En mijn altaartje voor Swami heeft met dit geluksgevoel niets te maken. Dit heb ik zelf gedaan.

Net als mijn eerste vakantie alleen.

Recente blogposts

Alles weergeven
Paashazen en tupperwarebakjes

Als moeder voel je je vaak ondergewaardeerd. Je man, je kids, je (jongere, kinderloze) collega’s; niemand lijkt écht te zien welke...

 
 
 
Fietsstoeltjes en raketlanceringen

Bolle, de DJ, de Belg, de Krullenbol, de Klootzak, de Lamzak; Nee, je zit niet in een aflevering van ‘Opsporing Verzocht’ met een...

 
 
 
Mopshondjes en putjesscheppers

Architecten, kunstenaars, schrijvers, beroepsmuzikanten, sportverslaggevers, journalisten, redacteuren, directeuren, uitvinders,...

 
 
 

Comments


© 2014 Mijn Superleven, Annebeth.

  • Facebook Basic Black
  • Twitter Basic Black
bottom of page